Vrijwilliger in de lockdown
Tja, en dan kun je geen kant meer op. Nog wel aan het werk, maar geen ontspanning meer buiten de deur. De regels zijn strenger, we gaan nu met een A4tje met stempel de deur uit met de reden waarom we naar buiten gaan: we helpen anderen, dan mag het. Niet dat iemand werkelijk controleert. Er zijn geen volle auto’s meer, maar enkel twee mensen per auto. We wonen met acht volwassenen op een kluitje, delen bad- en soms slaapkamer, zijn de hele dag bij elkaar maar mogen niet samen in de auto. Tja. Dan maar met de bus naar het werk. Kost veel tijd, maar het lukt wel. Het leuke is dat we dichterbij de mensen zijn: in de bus van het station rechtstreeks naar het kamp ontmoeten we bekenden. Soms wachten ze met ons aan de bushalte tot de bus er is, en zwaaien dan pas gedag. We delen nog net iets meer elkaars leven.
Buiten ons gebouw staat een politiebusje te posten, d.w.z.
twee agenten zitten zich te vervelen. We letten extra op de aantallen – geen kluiten
kinderen naar buiten, maar enkel kleine groepen. En natuurlijk met mondkapjes
op. We hebben er veel gedoneerd gekregen en kunnen ook uitdelen. Niet in het hele
kamp, maar wie erom vraagt kan er een krijgen.
Het wordt winter, korte dagen en koude nachten. In de avond
zijn er veel vuurtjes in het kamp, vooral in en om de tenten. Ziet er leuk uit,
maar er is niets romantisch aan. In een tijd dat het nog veel slechter was –
vooral drukker – stonden mensen het vuur in grote vaten in de stinkende rook om
warm te blijven. Hopelijk wordt het niet weer zo erg. De brandveiligheid is
natuurlijk ver te zoeken. We delen naast
extra zeil en warme slaapzakken ook enkele brandblussers uit, op enkele strategische
plekken. De kampleiding kijkt helaas de andere kant op, maar je moet er toch
niet aan denken dat er een ernstige brand is, en het voorkomen had kunnen
worden. Vorig jaar is een jonge vrouw door een brand overleden.
In de avond is er een ander leven in het kamp: overal wordt er
gekookt, er openen kleine winkeltjes die overdag dicht blijven. Tijden
kantooruren is dat te gevaarlijk, want verboden. Maar nu zie je ineens achter
raampjes rijen chips of conserven liggen, en er is een heuse shisha-container. Ongetwijfeld
zijn er meer illegale activiteiten met een minder vrolijke uitstraling. Deze week
was ik er twee keer ’s avonds; de mensen zijn heel enthousiast en we maken veel
praatjes. We worden uitgenodigd om binnen te komen, maar dat doen we nooit. Wel
erg jammer, maar toch beter. I.v.m. hygiëne, maar meer nog omdat het teveel lijkt
op privileges, en tot veel onderlinge ellende kan leiden.
Overdag is er ook zelfgeorganiseerd onderwijs. Op een middag
kwamen ineens kinderen aanrennen met klapstoeltjes en schriften, op weg naar
hun eigen schooltje, ergens onder een boom. En een Afghaan geeft Engelse les, heel
goed les, zo werd me verteld. Misschien is er nog veel meer, ik weet lang niet
alles. Ik hoorde een ander geweldig voorbeeld van eigen initiatief in het
nieuwe ‘Moria’ op Lesbos: bewoners leveren plastic flessen in, ontvangen vouchers
en kunnen daarmee houdbaar voedsel ophalen – aardappels, bonen, uien. Wekelijks
worden er 15.000 (de nullen kloppen!) flessen opgehaald. Een NGO buiten het
kamp zorgt voor het voedsel, voor transport en contacten met recyclingbedrijf,
de rest regelen bewoners zelf. Vertel dit maar door, zou ik zeggen.
Nb een dergelijk verslag (2018) met foto’s uit een ander
kamp lees je hier
Reacties
Een reactie posten